Governance met vreemde ogen: de reactie (2)

In “Governance met vreemde ogen” lees je de professionele bespiegelingen van Tom Knox en Nienke van Wissen van Veen, beide bestuurlijk adviseurs bij Vannimwegen, gespecialiseerd in governance. Die vreemde ogen verwijzen naar de Engelse roots van Tom die met gezonde verwondering naar de Nederlandse governance kijkt. Maar ook naar Nienke die zich verbonden voelt met de sector, maar – als consultant – er ook met een been buiten staat. Tom biedt een juridisch-bestuurskundige blik op governance. Nienke zet daar een eigenzinnige kijk op vitale governance naast, onder andere gestoeld op inzichten uit de corporate antropologie en systemisch organiseren. Onderwerp: Ingrediënten voor een vitale rolverdeling tussen bestuur en toezicht

28 januari 2024

Onderstaande tekst is de reactie op 'governance met vreemde ogen (1)'

Ha Tom,

Wat een scherpe observatie. Er zijn inderdaad corporaties waar in de statuten extra onderwerpen staan waarover de rvc goedkeuring moet verlenen. Of dat nodig is? Wellicht, wellicht ook niet...

Governance en het niet gevoerde gesprek
In het algemeen denk ik dat de wet degelijk in elkaar zit, duidelijk, en prima uitvoerbaar is. Mijn ervaring is dat het vaak menselijkheid is die het ingewikkeld maakt. Het voelt wellicht makkelijker om een paar nieuwe regels toe te voegen, dan om een spannend gesprek met elkaar aan te gaan. Dat is niet uniek voor bestuurders en toezichthouders, het overkomt ons allemaal wel eens. Maar ik geloof niet dat formele regels vitale governance garanderen. Dat doen mensen uiteindelijk ook met elkaar, in dialoog. Als dat gesprek niet vanzelf tot stand komt, dan kan een ervaren en onafhankelijke gespreksleider soms effectiever zijn dan nog meer governanceregeltjes.

De rvc als dienstbaar sparringpartner
Jouw vraag over de rol van de rvc als sparringpartner triggert me. Ik hoor regelmatig dat rvc-leden zich onvoldoende benut voelen als sparringpartner. Soms hebben ze een terecht punt. Maar de rol van een toezichthouder is wel anders dan die van inhoudelijk deskundige of adviseur. En de verleiding voor toezichthouders om juist die rollen in te nemen neem ik wel waar. Op zich verklaarbaar, het gaat over keuzes met serieuze impact en er zitten vaak mensen aan tafel die specialist zijn bij een andere corporatie. De neiging om “er zelf even in te duiken” is dan groot. Zeker bij enthousiaste, betrokken toezichthouders. Maar toezichthouders die te veel in de inhoud treden, of deze gaan controleren, zijn van hun systemisch dienstbare plek af. Zoals een van de tegeltjeswijsheden voor vitale organisatiesystemen luidt: “ieder op zijn eigen plek, geeft de tent de meeste kracht”. Toezichthouders zijn juist dienstbaar aan het geheel door met enige afstand kritisch te toetsen of de organisatie een zorgvuldige analyse heeft gemaakt van de context en de daarbij behorende vraagstukken. En of de bestuurder een zorgvuldige afweging heeft gemaakt bij de keuze voor hierbij passende plannen of maatregelen.

Al die kennis en ervaring van toezichthouders blijft hartstikke nodig, want toetsen gaat bevragend. Daarvoor is inzicht in de context en de vraagstukken van een corporatie belangrijk. Maar het vraagt ook om vaardigheid in een andere manier van vragen stellen dan inhoudelijk professionals doen. Toezichthouders die de kunst beheersen om zich met hun vragen te richten op gestelde doelen en risico's, zijn waardevolle sparringpartners die hun bestuurders uitdagen het beste uit zichzelf en hun organisaties te halen.

De les uit het Verenigd Koninkrijk vertaalt naar de Lage Landen
Daarmee kom ik bijna als vanzelf uit bij een fascinerend verschil dat jij benoemt tussen de Engelse en Nederlandse rolverdeling tussen bestuur en toezicht: In Nederland is de bestuurder doorgaans “leading” in het proces van koers en strategievorming. De rvc is uiteraard aangehaakt en heeft goedkeuringsrecht, maar dat is toch een andere manier van invloed; het is meer reactief. Het is mogelijk dat hierdoor sterke overtuigingen of echte pijnpunten tussen bestuur en toezichthouderes relatief laat op tafel komen.

Wellicht een waardevolle les voor het organiseren van intern toezicht in Nederland: Meer lange termijn sturing (10-15 jaar) vanuit intern toezicht, voorkomt / reduceert de behoefte aan controlemechanismen achteraf op het domein van bestuur en organisatie.

Ben benieuwd hoe dit ontvangen zou worden. Nederlanders blijven vrije zielen die niet graag vrijheid en invloed afstaan, vast en zeker gevolg van onze “poldergenen” 😊 Ander punt van aandacht voor zo’n lange termijn strategie is dat er veel kan veranderen over tijd. De kracht van zo’n strategie lijkt mij dan ook liggen in de beperking.

Hebben we hier meer wettelijke definities van rollen voor nodig? Of zou een rvc het nu ook al kunnen doen? Maar vooral: Zou er dan geen behoefte meer zijn om aanvullende afspraken en bevoegdheden voor toezichthouders vast te leggen in de staturen? Ik denk dat het kan helpen. Maar ook dat er meer nodig is: de kwaliteit van de interactie tussen bestuur en toezicht zal altijd een belangrijke factor blijven.

Tot zover mijn beschouwing van de kwestie. Uiteraard met veel plezier ontdaan van traditionele bedrijfskundige theorieën en zonder toets op juridische haalbaarheid😉 Lijkt me boeiend om snel eens over verder te praten bij een vrijdagmiddagborrel. Tot de volgende mail!

Groet, Nienke

Nienke van Wissen van Veen

Meer weten?

Nienke of Tom vertelt je er graag meer over

Nienke: 06 28 16 12 73
Tom: 06 27 10 74 29

n.vanwissenvanveen@vannimwegen.nl
t.knox@vannimwegen.nl